Klik hier voor het ErotischeVerhalen.com hoofd menu

hoofd menu   |   lesbian categorieën   |   auteurs   |   top verhalen   |   nieuwe verhalen   |   zoek   |   links   |   instellingen   |   opties voor auteurs
Lekkere meiden zitten achter de webcam op je te wachten! Klik hier!


BLANCO deel 2 - hoofdstuk 22 (mm:overige, 6305 words)
Auteur: Toegevoegd: Oct 24 2011 Kijkers/Lezers: 15512/3950 [25%] Waardering (verhaal): 9.50 (2 stemmen)
vervolg



Klik hier voor de eerste 75 regels van het verhaal


"Laatst wel tegen pap. En ook toen ik niet leuk deed tegen Jasper. Toen
had ik er ook spijt van en heb ik sorry gezegd. In dat berichtje, weet 
je nog?" Maarten knikt. "Maar wat is er nu? Je praat soms ook alleen 
met mam. Is er iets met haar?" Maarten weet niet goed wat hij moet. Is 
dit een vraag? Eentje zoals de vraag van Astrid aan zijn moeder. Of... 
nou ja... hij weet het gewoon niet. En toch, ook weer wel. De opmerking 
van zijn zus over haar buikpijn heeft ervoor gezorgd dat ook hij 
buikpijn heeft nu. Hij moet er met Sam over praten. 

"Beloof je me dat je me niet uit zult lachen?" 

"Erewoord!" 

"Ik kan dingen zien." Als Maarten merkt dat zijn zus meteen wil
reageren, steekt hij zijn hand op om haar duidelijk te maken dat hij 
nog niet uitgepraat is. "Natuurlijk gewoon zoals jij en iedereen 
maar... ik zie ook dingen die jij niet kunt zien. Zondagavond voor dat 
er iets met Jasper gebeurde, zag ik hoe er iemand aangevallen en 
geslagen werd. Toen was nog niet alles duidelijk. Was het niet 
duidelijk dat het om Jasper ging maar... omdat hij niet thuis was, had 
ik wel dat gevoel. Pap en mam, en ook Jasper, dachten dat het gewoon 
een enge droom was, dat ik me zorgen maakte omdat Jasper voor het eerst 
echt helemaal alleen weg was. En... nou was dat ook wel een beetje zo 
maar... dat wat ik zag was niet een gewone droom. Later zag ik het nog 
vaker en vlak voordat het echt gebeurde zag ik het opnieuw. Zag ik hoe 
het echt Jasper was die geslagen werd." Sam pakt de hand van haar broer 
beet. Maarten ziet hoe haar gezicht op huilen staat. "Ja... het was 
heel erg eng." Dan blijft hij stil. Heel lang stil. 

"Is het net zoiets als mam heeft?" klinkt het dan snifferig. Maarten
knikt. "Maar waarom heb je het me niet verteld? Toen." Maarten geeft 
niet meteen een antwoord en even later vult Sam het antwoord zelf al 
in. "Sorry, ik weet het al. Ik ben een plagerd, hè?" Maarten knikt. 

"Ik was bang dat je grapjes zou maken. Dat je me gek zou vinden. Een
gek." 

"Echt niet, Maarten! Je bent mijn broer! En ik vind jou echt niet gek.
Nooit! We zijn een tweeling. We horen bij elkaar. Jij en ik. Altijd!" 
En dan vertelt Maarten, zonder dat Sam hem erom gevraagd heeft, wat hij 
nog meer gezien heeft. Eerst het positieve gedeelte. Zijn zus is heel 
erg blij. Natuurlijk is de hoop, nu Jasper het al meer dan tien dagen 
volgehouden heeft, gestegen maar het zeker weten is nog beter 
natuurlijk. "Maar... er is nog meer, hè? Ik zie het aan je ogen. Je 
kijkt... droevig." Dan komt ook dat vervelende dat hij over Jasper 
gezien heeft eruit. Sam vindt het echt vreselijk. Begrijpt heel 
duidelijk wat het betekent, wat de gevolgen zijn, zo lijkt het. 
Gelukkig weet Maarten haar toch enigszins gerust te stellen met die 
allerlaatste beelden van Jasper in de tuin bij Pieter. 

"Zo kennen we Jasper," besluit hij. Sam knikt. "Altijd weet hij van
alles iets leuks te maken. Zo is hij. Weet je nog van die ene vakantie 
vorig jaar toen hij griep had. Toen was hij echt ziek en we zouden 
allemaal leuke dingen gaan doen. Kon niet. Maar toch hebben we die week 
heel veel lol met elkaar gehad. We deden alsof Jaspers bed in de kamer 
een boot was en als hij 's middags moest slapen van mam, konden we z'n 
hoofd niet zien omdat over het bovenstuk van zijn bed de indianentent 
stond." 

"Ja. Zo is Jasper. Gelukkig maar." 

* 

Onderweg naar 't Harde praten Martin en Pieter volop. Ze hebben elkaar
de afgelopen dagen goed leren kennen. Hun samenzijn voelt vertrouwd. 
Natuurlijk praten ze over Jasper. Martin brengt het gesprek echter ook 
op het voorstel dat Pieter hem deed, en waarover hij later met hem, 
David en Jan sprak. 

"Gisteravond had ik eindelijk eens de gelegenheid om rustig met Marion
te praten," zo begint hij. 

"Mis je haar?" 

"Ja, heel erg. We zijn een team, weet je. We doen meestal altijd alles
samen. Niet alles natuurlijk, maar toch wel heel erg veel. En nu ze 
vaak in het ziekenhuis is, mis ik vooral het praten samen. Afie is een 
prima gesprekspartner hoor, daar niet van, maar... ik mis Marion." 
Pieter kan het zich heel goed voorstellen. Hij mist Jasper ook enorm. 
En dan ook vooral het praten met elkaar. Het delen met iemand anders. 
Als Martin dan verder gaat, moet hij zich losrukken uit zijn gedachten. 
"Voor het eerst hadden we eventjes tijd voor elkaar. En... toen heb ik 
haar ook verteld over het voorstel dat je me eerder deed." 

"En?" 

"Net als jij, zag ze het probleem van de afhankelijkheid van jou niet." 

"Heb ik toch eindelijk eens een keertje gelijk," grapt Pieter. 

"Ze was heel duidelijk en vind dat ik ervoor moet gaan!" 

"Dat is goed nieuws, Martin. Heel erg goed nieuws. Iets dat we de
anderen straks ook moeten vertellen." 

Het is rustig op de weg. Een kwartiertje later zijn ze bij de afslag 't
Harde en verlaten ze de snelweg. Onderaan de afrit gaan ze naar rechts 
en rijden dan vrijwel meteen door de dorpskern heen. Na het bord ‘einde 
bebouwde kom' trapt Pieter weer op het gaspedaal maar niet voor lang. 
In een flauwe bocht staan drie grote kastanjebomen. Meteen daarna slaat 
hij naar rechts af. Hij kruist het fietspad en rijdt dan een bospad op. 
Meteen zijn ze omgeven door een dicht bos. Het is er ondanks het 
prachtig mooie weer aardig donker. Heel langzaam rijdt Pieter verder 
tot hij, schuin links voor de auto, Martin wijst op het huis van zijn 
opa en oma. 

"Kijk, daar ligt ‘Boschoord'." Martin kijkt zijn ogen uit. Het is echt
een heel mooi geheel. De bloemenpracht in de tuin die ze vanaf deze 
kant zien, en meteen in het oog springt, is echt geweldig. "De bloemen 
vallen het eerst op, hè?" 

"Ja. Robin en Niels hebben geen woord te veel gezegd over de bloemen van
je oma. Het is echt heel erg mooi." Dan slaat Pieter af naar links. En 
vervolgens over een echte ophaalbrug en onder een poort door de 
binnenplaats op." Pieter parkeert de auto naast de BMW van Jan. "De 
anderen zijn er al, zo zie ik." 

"Ja, en kijk," zegt Pieter als ze uitgestapt zijn en hij met zijn hoofd
in de richting van het bordes knikt, "de gastheer staat al te wachten 
op ons." Als Martin in de aangewezen richting kijkt, ziet hij inderdaad 
Simeon Kemp Verhaeghe al op het bordes boven aan de trap staan. 

"Is dit huis niet lastig voor je opa?" 

"Zo met die trap bij de voordeur, bedoel je?" Martin knikt. "Opa heeft
zijn eigen ingang hoor. Deze gebruikt hij zelf niet. Maar hij vindt het 
nog wel stijlvol, zoals hij zegt, om gasten bij de hoofdingang te 
verwelkomen." Martin zegt dat hij het begrijpt. Dan lopen ze samen in 
de richting van de oude man. Leunend op zijn wandelstok staat hij daar. 
"Geen rolstoel vandaag, opa?" merkt Pieter op. 

"Brutale aap! Natuurlijk geen rolstoel! In mijn eigen huis hoef ik dat
ding gelukkig lang niet altijd te gebruiken." Als ze de treden van de 
trap beklommen hebben, schudt de oude man eerst Martins hand en dan pas 
die van zijn kleinzoon. Hij weet hoe het hoort. "Maar kom binnen. Het 
is buiten heel erg mooi weer, ik weet het, maar binnen wordt op jullie 
gewacht." In het kleine - nou ja, klein - halletje achter de voordeur 
wacht iemand van het personeel om hun jassen aan te nemen. Ze wordt 
netjes aan de bezoekers voorgesteld maar heeft niets te doen omdat ze 
beiden hun jas in de auto hebben laten liggen. "Dat kreukt dan toch," 
moppert Simeon. 

"Dat geeft niks, opa. Het is modern spul. Daar komen haast geen kreukels
in." 

"Ja, ja. Sprookjes, jongeheer!" Martin glimlacht breed als hij en Pieter
achter opa Kemp Verhaeghe het huis in lopen. Pieter knipoogt naar 
Martin die zijn ogen uitkijkt als ze verder lopen en in een reusachtig 
grote hal aankomen. Links en rechts gaat een trap naar de eerste 
verdieping van het huis en hij ziet een traplift. Nu begrijpt hij in 
elk geval beter hoe de hoofdbewoner zich weet te redden. 

In de immens grote woonkamer, met uitzicht op de tuin aan de voorkant
van het huis, zitten de anderen al aan de koffie. Martin begroet 
Astrid, David en Jan en informeert naar de kinderen. Die zijn bij 
vrienden vandaag, zo blijkt. Zijn schoonzus geeft hij geen hand. Als 
Jan daar een opmerking over maakt, reageert Martin als volgt: "Die heb 
ik vanmorgen al heel vroeg gezien en geloof me, dat was geen pretje." 
David en Pieter schieten meteen in de lach. Astrid en Afie reageren 
gespeeld verontwaardigd. Jan is de enige die niets laat blijken. Toch 
meent Martin dat hij even een glimlach ziet verschijnen op zijn 
gezicht. "Kom op, zeg!" verdedigt Martin zich, "Ik wordt altijd van 
alle kanten door jan-en-alleman geplaagd en nu ik het zelf eens een 
keertje doe, krijg ik dit soort reacties. Afie, je moet er maar aan 
wennen! Dat krijg ik ook altijd te horen." 

"Het is wel goed met jou, Martin Verhulst! Pas jij maar op!" waarschuwt
zijn schoonzus hem. 

Ondanks dat de woonkamer groot is, is het toch ook knus. En dat omdat er
op diverse plaatsen zithoeken gemaakt zijn. Eentje bij de haard, een 
vlakbij het raam en een rond de piano. Martin neemt alles nauwkeurig in 
zijn op. Heel anders dan hij gewend is. In deze woonkamer past zowat de 
hele benedenverdieping van hun huis, zo meet hij snel. Maar ja... niet 
belangrijk. 

Als Astrid voor de nieuwkomers koffie ingeschonken heeft, neemt David
het woord. "Ik heb jullie gevraagd om vandaag hierheen te komen. 
Natuurlijk had ik ook graag gewild dat Marion hier zou zijn maar, ik 
weet ook dat dat gewoon niet kan. Heel logisch dat er iemand in het 
ziekenhuis blijft om bij Jasper te zijn." Hij kijkt de kring rond en 
ziet alleen maar knikkende hoofden. "Op dit moment weten we eigenlijk 
nog steeds heel erg weinig over Jaspers situatie. We weten dat hij 
slaapt en verder niets. Wel hebben we inmiddels van Gerald begrepen 
dat, als Jasper uit het ziekenhuis ontslagen wordt, er nog een periode 
van revalidatie zal moeten volgen." 

"En dat, op grond van wat we nu weten," vult Astrid aan. 

"Ja. En wat we nu weten is dat hij met zijn nieuwe knieën zal moeten
leren lopen. Verder is er dan nog het probleem van zijn verwijderde 
nier. De energiehuishouding is ook iets waar rekening mee gehouden moet 
worden. Dus als Jasper naar huis komt, zijn er de nodige problemen. 
Natuurlijk zijn er revalidatiecentra, maar ik heb begrepen van Pieter 
dat hij zoiets absoluut niet ziet zitten." 

"Zoiets wil ik niet," erkent Pieter. "Ik denk dat er betere zorg geboden
kan worden." 

"Maar hoe?" vraagt Martin. 

"Daarom zijn we vandaag hier," gaat David verder. "Dit huis is heel lang
geleden gebouwd als het buitenverblijf van de familie. Corrigeer me 
alstublieft, opa, als ik het verkeerd zeg maar was dat niet in de 
vijftiende eeuw?" 

"Ja, jongen. Dat klopt." 

"Het bedrijf zat toen in Amsterdam en de familie zocht in de vakanties
de Veluwe op vanwege de rust. U bent de eerste geweest die hier 
permanent is gaan wonen toch?" 

"Nee, dat klopt niet. Mijn oma woonde hier vroeger ook al permanent. Ze
kon niet tegen de drukte van de grote stad. Mijn ouders woonden wel 
weer in Amsterdam. En na mijn huwelijk met Suzanna in 1938 zijn we hier 
heen gegaan. Ver weg van het drukke Amsterdam omdat zij daar absoluut 
niet wilde wonen." 

"Was het in de oorlog niet een opvangcentrum?" vraagt David naar de
bekende weg. 

"Volgens mij stel je me vragen die je zelf ook kunt beantwoorden, David
Tuinstra!" 

"Ja, opa, maar ik vind het juist fijn als u het vertelt. Het is
tenslotte uw huis." 

"Maar als ik het vertel dan schieten we niks op, hè! Jullie weten
allemaal, behalve dan misschien Afie en Martin, dat ik niet al te 
samenhangend meer praat tegenwoordig." 

"Dat heeft echt z'n charme hoor, opa," verzekert Astrid hem maar ze
krijgt hem niet zover dat hij gaat vertellen. David gaat dan verder. 
Hij vertelt dat het huis in de Eerste Wereldoorlog een opvangcentrum 
was voor oorlogsvluchtelingen uit België. Nederland was in die oorlog 
neutraal maar ving wel vluchtelingen op. In de oorlog die daarna 
volgde, was Nederland bezet en had de familie het huis, tijdelijk, 
overgedaan aan het Rode Kruis. Die richtte het in als herstellingsoord. 
De familie bewoonde toen een van de bijgebouwen. 

"En nu dan de periode daarna en waarvoor we hier bij elkaar zijn. Opa en
oma die hier wonen zijn de ouders van de vader van Astrid en Pieter. De 
ouders van hun moeder heetten, van de achternaam, Verolme. Ook een 
ondernemende familie. Al sinds hun kindertijd waren de vier, de beide 
grootouderparen dus, vrienden. En dat is altijd zo gebleven. Hun 
huwelijken waren geregeld maar dat vonden ze niet erg in die tijd." 

"De echte liefde kwam pas met de jaren, dat was een beetje een nadeel
maar, ik heb absoluut niets te klagen. We hebben het nog steeds heel 
erg goed samen," vult Simeon aan. 

"Toen ze allemaal wat op leeftijd begonnen te komen, bespraken ze
plannen voor hun oudere toekomst. De Verolmes kwamen hier heel vaak 
over de vloer en zo werd het plan geboren dat ze later, met z'n vieren, 
hier zouden gaan wonen. En daarbij hielden ze, nuchter als ze waren, 
ook rekening met mogelijke gezondheidsproblemen. Er werden vier 
appartementen ingericht, waarin voldoende zorg verleend zou kunnen 
worden. Die ruimtes moesten eerder betrokken worden dan ze zelf gehoopt 
hadden. In 1977 gingen ze hier wonen met elkaar. De Verolmes waren de 
eersten die gezondheidsproblemen kregen. Eerst opa Lodewijk en daarna 
oma Wilhelmina. Ze sloegen zich door die moeilijke periode heen en 
waren heel erg blij dat er hier volledig voor hen gezorgd kon worden. 
In 1984 ging het toch nog mis voor beiden. Opnieuw ziek maar dit keer 
ongeneeslijk. Hetzelfde jaar overleden ze nog." 

"Ja. Heel tragisch," verzucht opa Kemp Verhaeghe. "Het waren zulke goede
vrienden. En al zo verschrikkelijk lang. Die mis je. Die mis ik nog 
steeds." 

"Voorstelbaar, opa," zegt Astrid terwijl ze een hand van haar op die van
hem legt. 

"Dus... die appartementen zijn er. Toen oma's ziekte erger werd, is er
opnieuw een in gebruik genomen. Natuurlijk is hij voordien opgeknapt en 
gemoderniseerd. Als we willen dat Jasper niet naar een 
revalidatiecentrum gaat, zou hij hier dus goed opgevangen en verzorgd 
kunnen worden." 

"Maar zoiets kost toch klauwen met geld!" brengt Martin in. 

"Ja," reageert Simeon enigszins fel, "maar die klauwen met geld, zoals
je zo mooi zegt, hebben we. En dat geld is er om te gebruiken. Het 
familiekapitaal is groot genoeg. Het is niet nodig dat het steeds maar 
blijft groeien. Groei is niet iets dat eeuwigdurend is, hoewel sommige 
idioten dat wel denken. Er zijn perioden van groei en bloei maar ook 
van afname. Altijd al zo geweest en dat zal ook altijd zo blijven. Daar 
hoef je totaal niet voor gestudeerd te hebben om dat te kunnen 
begrijpen. Ons familiekapitaal heeft sinds het begin van de eerste 
ondernemende Kemp Verhaeghe, die van Brabant naar Amsterdam trok, ook 
dat soort golfbewegingen meegemaakt. Eerst groei, toen een bijna 
faillissement. Daarna weer groei. Grotere groei. In de periode 
1914-1918 opnieuw afname." Opnieuw valt de oude man stil. Het lijkt 
alsof hij er eventjes niet is. Astrid schudt even aan zijn arm. "Sorry, 
ben ik al bij de Tweede Wereldoorlog?" 

"Nee, opa, u bent in uw verhaal tussen de beide wereldoorlogen in." 

"Oh ja, het interbellum. In die periode leefde het weer helemaal op. Van
de beurskrach van 1929 hebben we gelukkig weinig last gehad. Maar de 
periode 1939-1945 was wel een dieptepunt." Het blijft een tijdje stil. 
David merkt dat zijn grootvader moe begint te worden en opnieuw 
eventjes in herinneringen is verzonken. Daarom gaat hij verder. Vertelt 
dat er na die periode weer groei was. Maar ook afname. Steeds maar weer 
opnieuw diezelfde beweging. 

"En, zoals opa al zei, we kunnen het geld van de familie rustig
besteden. We zien Jasper en ook jullie," hij knikt naar Afie en Martin, 
"en Marion en de kinderen als deel van onze familie. In heel korte tijd 
zijn we heel erg dicht naar elkaar toegegroeid en dat voelt enorm goed. 
Ik weet van Pieter, en heb daar alle begrip voor, dat hij graag ziet 
dat Jasper zo snel mogelijk weer terugkomt in die familie. Hier zou 
Jasper thuis kunnen zijn. Je hebt zelf wel gemerkt, toen je hierheen 
reed, dat het eigenlijk maar een klein eindje is vanaf Zwolle. En, er 
is hier genoeg ruimte om te logeren. Jullie kunnen gerust de weekenden, 
feestdagen en vakanties hier doorbrengen. Jullie kunnen hier bij Jasper 
zijn wanneer jullie maar willen. Thuis bij Jasper." 

"Ja, dat zou prachtig zijn!" zegt opa. "Eindelijk weer eens volop leven
in de brouwerij." 

"Het lijkt mij gewoon gemakkelijker ook," zegt David. "Een van de drie
appartementen kan in erg korte tijd opgeknapt worden en aangepast aan 
de eisen der tijd." 

"Bovendien," voegt Astrid toe, "kijk eens in wat voor een prachtige
omgeving dit huis ligt." 

"Kunnen we zo'n appartement bekijken?" vraag Afie. Dat kan. David zegt
dat hij even moet overleggen met de begeleiding van oma. Na zo'n tien 
minuten is hij terug met de mededeling dat oma in de tuin is, en ze 
haar appartement kunnen bezichtigen. 

De rest van het gezelschap heeft de vertrekken van oma vaker gezien maar
Martin en Afie zijn beiden behoorlijk onder de indruk. Alles ziet er 
prima uit en uit de toelichting van David en Astrid blijkt dat alles 
echt heel erg goed geregeld is. Daarna bekijken ze een van de overige 
appartementen. Martin ziet met zijn vakmansoog, dat de renovatie erg 
snel kan gebeuren. David heeft niets te veel gezegd. Terug in de 
woonkamer met een verse kop koffie is het eerst stil. Tot iemand de 
stilte stamelend verbreekt. 

"Als... als... als dit allemaal kan, dan voel ik me enorm bevoorrecht,"
zo verwoordt Martin zijn gevoelens. "Ook omdat Marion en ik besloten 
hebben om het zakelijk voorstel dat jullie ons gedaan hebben aan te 
nemen." 

"Prachtig!" roept David en hij krijgt bijval. 

"Maar... maar," stamelt Martin, "dan weet ik gewoon niet hoe ik jullie,
hoe ik u, moet bedanken." 

"Oké, dat is dan afgesproken," kapt Simeon Kemp Verhaeghe verdere
discussie en gepraat af. Ook omdat hij helemaal niet zit te wachten op 
een bedankje. Nergens goed voor, is zijn mening. 

* 

De vier kinderen in de families hebben na de pinksterdagen een paar
dagen vakantie. Ze zijn heel vaak bij elkaar in het ziekenhuis en 
worden echte vrienden. Ze spelen vaak op de gang bij de IC met elkaar 
maar af en toe verkennen ze ook gevieren het ziekenhuis. Het personeel 
herkent hen en maakt heel vaak even een kort praatje. Iedereen schijnt 
Jasper te kennen, zo merken ze op. 

Als Maarten alleen met Marion bij Jasper is, pakt hij regelmatig de hand
van zijn broer beet, zoals hij mevrouw Van Heijningen heeft zien doen. 
Als Marion hem dat voor de eerste keer ziet doen, moet ze glimlachen. 
Mevrouw Van Heijningen heeft gelijk gehad, denkt ze. Ook vraagt ze 
Maarten waarom hij dat zo doet. Dan geeft hij, zonder er moeilijk over 
te doen, toe dat hij heeft staan luisteren en kijken. Dat hij heel erg 
benieuwd was. Ook vertelt hij, dat hij zoiets graag zelf zou kunnen. 
Marion verzekert hem dat het goed is maar vraagt hem wel er voorzichtig 
mee te zijn. Het alleen te doen als zij erbij is. 

* 

In de loop van de week probeert de medische staf een paar maal hoe
Jasper reageert als hij minder slaapmiddelen krijgt toegediend. Het 
belangrijkste dat ze willen weten, is of zijn hart daarop reageert en 
in welke mate. Dat reageert er echter nauwelijks op en als dan de 
eerder geconstateerde afwijkingen ook wegblijven, is er voor het team 
alle reden om bijeen te komen. De situatie wordt uitermate goed bekeken 
en alle twijfels, zo die er zijn, nog eens heel goed in kaart gebracht 
en besproken. De cardioloog is nog steeds niet helemaal tevreden. Dat 
wordt ook veroorzaakt door het bericht vanuit Groningen dat de daar 
geconsulteerde collega niets bijzonders heeft kunnen constateren. Beide 
cardiologen zijn er echter wel van overtuigd dat er op zich geen 
redenen meer zijn om Jasper nog langer te laten slapen. 

Na die vergadering op vrijdag zoekt Gerald Marion en Pieter op. Zoals
altijd treft hij hen aan naast het bed van Jasper. Eerst checkt hij de 
laatste gegevens bij de verpleegkundigen. De temperatuur is nog steeds 
wat aan de hoge kant maar verder is alles goed. Geen bijzondere 
meldingen. Hij blijft even staan en ziet hoe de twee aan het bed met 
Jasper praten. Zijn advies wordt opgevolgd en daar is hij heel blij 
mee. Gewoon, omdat er volgens hem nog steeds geen echte, 
wetenschappelijke bewijzen zijn wat een patiënt in slaap of coma wel of 
niet meekrijgt van de omgeving. Misschien dat Jasper straks zelf kan 
aangeven wat hij wel of niet gehoord heeft, maar misschien ook wel 
niet. Gewoon afwachten maar. Dan groet hij zijn collega's en gaat naar 
het bed toe. 

De twee aan het bed merken meteen dat er iemand aankomt. Net als de
meeste andere keren pakt Gerald een krukje en gaat hij er op zijn gemak 
bij zitten. Het eerst informeert hij naar hun gezondheid. Aan het 
kraken van de stemmen hoort hij dat ze beiden moe zijn. Dat er zo 
langzamerhand een eind komt aan hun uithoudingsvermogen. Geen wonder 
ook want ze zitten hier nu al twee weken lang. Bijna geen moment zijn 
ze weggeweest. Soms eventjes om met elkaar te eten, op zijn advies, 
maar nooit langer dan hooguit twee uurtjes. Dan komt hij met zijn goede 
nieuws. Nieuws dat hun ogen doet schitteren. Maar ook tranen 
veroorzaakt. Tranen van geluk echter, zo voelt hij maar al te goed. 
Maar dan verschijnen ook de vraagtekens op de gezichten. 

"Het belangrijkste is, dat jullie vooral heel erg rustig blijven. Ga
niet nu al zitten denken hoe het zal zijn maandag als jullie hem te 
spreken krijgen. Wacht af tot het zover is omdat niemand weet hoe het 
met hem zal zijn. Ook ik niet." 

"Als hij wakker is, weet u al wanneer hij daarna naar huis mag?" vraagt
Pieter. 

"Heel veel stappen te ver vooruit, Pieter. Ik weet van jullie dat er een
prachtige oplossing gecreëerd is voor na de ziekenhuisperiode maar, ik 
heb daar absoluut nog niet over nagedacht. En doen jullie dat 
alsjeblieft ook nog niet. Nu nog niet. Het is allemaal zo afhankelijk 
van wat we straks bij allerlei onderzoeken gaan tegenkomen. Ik heb het 
al vaker gezegd, ook voor tv-camera's, ik weet pas hoe het met hem is 
als alle onderzoeken die wij als medisch team willen doen, volledig 
afgerond zijn. En dat gaat nog wel een tijdje duren. Hem tussendoor 
naar huis sturen, doe ik niet! Dat zou te belastend voor hem zijn. Het 
is beter dat hij hier rust en goede verzorging krijgt dan dat hij naar 
huis gaat en steeds weer hierheen gebracht moet worden. Dus, denk nog 
niet na over de toekomst. Blijf in het heden. Schijnt een prachtige 
uitspraak van Jasper te zijn en ook eentje die hij heel goed kon 
hanteren, zo heb ik begrepen." 

"Ja, je hebt helemaal gelijk. We willen te snel," verzucht Pieter.
"Tenminste, ik wil te snel." 

"Jij niet alleen. Wij allemaal, Pieter. We willen hem het liefst zo snel
mogelijk weer in ons midden hebben. Het liefst gewoon aan de 
keukentafel waar nu een stoel leeg is elke avond. Iets wat Martin heel 
erg pijn doet, zo weet ik." 

"Dat kan ik me voorstellen, Marion. We doen ons best om de onderzoeken
goed te plannen maar zijn gezondheid staat daarbij voor mij voorop. Dus 
geen haast maar alleen de onderzoeken doen die kunnen. Die hij kan 
hebben op dat moment. Geloof me als ik jullie zeg dat hij maandag 
doodmoe zal zijn als hij wakker wordt. Je zult zien dat hij tijdens het 
bezoekuur gewoon in slaap valt de eerste tijd. Hij heeft dan wel twee 
weken geslapen maar uitgeslapen is hij dan nog lang niet. " 

* 

Die maandagochtend is Marion heel erg vroeg wakker. Als ze zich omdraait
om naar het bed van Pieter te kijken, kijkt ze recht in zijn wakkere 
ogen. 

"Jij ook al wakker?" 

"Ja, een kwartiertje of zo. Kan echt niet meer slapen." 

"Ik ook niet. Te onrustig allemaal." Beiden blijven ze even liggen maar
dan vraagt Marion hem of ze zullen mediteren in het stiltecentrum. 
Pieter vraagt zich hardop af waarop ze moeten gaan zitten. Marion stelt 
voor een stevig beddenkussen mee te nemen. Moet kunnen. Ze douchen zich 
en daarna lopen ze door de lange, stille gangen van het ziekenhuis naar 
het stiltecentrum. Een mooie, heldere ruimte. Ingericht om mensen, 
bezoekers en patiënten, stilte te bieden. Pieter ziet een Bijbel liggen 
maar ook de Koran. Er liggen kaarsen, die aangestoken mogen worden en 
dat doen ze als eerste. De grote verlichting laten ze uit. "Vind je het 
goed om een geleide meditatie te doen?" Pieter knikt. Beiden leggen ze 
hun kussen op de grond neer. Die formeren ze zo, dat ze er goed en 
stevig op kunnen zitten. "Ik heb er nooit aan gedacht om mijn eigen 
kussentje hier naar toe te brengen. Dan had ik hier veel vaker kunnen 
gaan zitten." 

"Ik heb een bankje thuis. Zelf gemaakt maar... ik ben te onrustig om te
mediteren." 

"Nu ook?" 

"Nee, nu wil ik graag rust. Ik wil het zoeken, nu." 

"Zit je goed?" 

"Ja." 

"Weet je hoe een geleide meditatie werkt?" 

"Nee, niet precies." Marion legt hem uit dat ze twee zinnen zal
uitspreken gevolgd door kernwoorden. Het eerste kernwoord herhaal je op 
je inademing en het tweede op de uitademing. 

"Mocht je afgeleid raken, dan is er niets aan de hand. Heel gewoon. Ga
dan gewoon weer terug naar je in- en uitademing en je kernwoorden," 
zegt Marion. Vervolgens haalt ze een paar maal diep adem. Ze merkt dat 
Pieter haar volgt daarin. Dan zegt ze de eerste regels van de geleide 
meditatie en de kernwoorden daarvan op: "Ik adem in en ik weet dat ik 
inadem. Ik adem uit en ik weet dat ik uitadem. In. Uit." Dan is het 
stil. Het enige dat te horen is, is het zachte ademhalen van beide 
personen en af en toe het knisperen van de kaarsen. "Ik adem in en mijn 
adem wordt dieper. Ik adem uit en mijn adem gaat langzamer. Diep. 
Langzaam," klinkt het dan. En zo gaat de geleide meditatie verder tot 
het zesde en laatste gedeelte: "Ik adem in en verblijf in het huidige 
moment. Ik adem uit en geniet van het hier en nu. Huidig moment. 
Genieten." Opnieuw stilte. De ademhalingen dieper. Rustiger. "Dank je 
wel," zegt Marion ter afsluiting. 

"Jij ook bedankt." Ondanks dat het afgelopen is, blijven ze toch nog
even heel rustig en stil zitten. Totdat Pieter met een vraag komt: "Wat 
heeft het jou gedaan?" 

"Ik was heel erg onrustig. Heb ook onrustig geslapen vannacht. Steeds
wakker. Korte stukjes slapen en dan weer wakker liggen. Steeds met mijn 
gedachten bij Jasper. Steeds denken aan hoe het met hem zou zijn. En 
dat ondanks alles wat Gerald ons aangeraden heeft." 

"Geldt voor mij ook hoor. Gewoon heel erg druk in het hoofd." 

"Ja. Meestal lukt mediteren me dan helemaal niet. Maar nu was er iets
van, laat maar. Ik ben onrustig en daar moet ik het mee doen. Een 
stukje... aanvaarding. Weten dat het gewoon even niet anders is. 
Onrustig en dan?" 

"Heb je het antwoord op die vraag gevonden?" 

"Ja. Voor mij is het antwoord dat ik onrustig ben en dat het dan zo maar
moet zijn. Ik kan het niet veranderen op dit moment. Er tegen vechten, 
wat ik vannacht heus wel geprobeerd heb, helpt niet. Verandert die 
onrust ook niet. Maakt alleen maar dat ik boos op mezelf wordt en 
dus... laat ik het nu zijn zoals het is." 

"En dat werkt veel beter. Heb ik zelf ook zo ervaren. Voel ik nog.
Onrust te over. Vragen te over maar ik zoek niet meer naar de 
antwoorden nu. Ik kan allerlei plaatjes gaan maken, maar wie zegt me 
dat ze waar zijn? Dat het de waarheid is?" 

"Doe me je hand, Pieter." Pieter geeft Marion zijn linkerhand. "Dank
je." Opnieuw zitten ze samen in stilte bij elkaar. Verbonden. 

* 

Gerald van Haastrecht is zo tegen kwart over zeven uur op de intensive
care aanwezig. Voordat hij zijn patiënt wakker gaat maken, moet hij er 
verzekerd van zijn dat hij met hem kan communiceren. Daarom is hij niet 
de enige arts die nu aanwezig is. Zijn collega Van der Berg, een van de 
kaakchirurgen, is er ook. Samen met een van diens assistenten 
verwijdert hij dat waarmee, tijdens een van de vele operaties, Jaspers 
boven- en onderkaak aan elkaar vast gezet werden. 

"Zo," zegt Van der Berg als hij klaar is met het karwei, "de patiënt kan
vanuit mijn vak bezien praten. We hebben zijn mond en keelholte goed 
gespoeld en hij slikt keurig maar wordt nog niet echt wakker." 

"Dat hoeft ook nog niet," zegt Gerald als hij zijn horloge heeft
geraadpleegd. 

"Het praten, zal hem echter niet gemakkelijk afgaan, zo heb ik het idee.
Bovendien zal hij vast en zeker klagen over spierpijn in zijn kaken." 

"Ik heb met alles rekening gehouden," zegt Van Haastrecht en hij wijst
op een pen en blocnote die al op het kastje naast Jaspers bed liggen. 
"Als hij niet kan praten, moet hij maar schrijven. Gelukkig is hij 
rechts. Als dat ook niet wil lukken, proberen we ons te redden met 
gebarentaal." De assistent van Van der Berg merkt op dat dat dan wel 
gebarentaal met een hand zal moeten zijn, voor wat Jasper betreft. 

"Om de kaak zo min mogelijk te belasten de komende tijd, stel ik voor om
hem de eerste week volledig vloeibaar voedsel te geven. Kauwen en zo 
wil ik nog wat uitstellen. En laat hem, als het kan, ook zo weinig 
mogelijk praten. Gebruik dat blocnote en die pen goed!" 

* 

Om negen uur ontmoet Van Haastrechts Astrid, Marion, Martin en Pieter op
de gang bij de IC. Hij gaat met hen in de wachtkamer zitten en ze 
bespreken samen de gang van zaken. Eerst zal hij alleen naar binnen 
gaan. De uitleg daarvoor is dat hij eerst wil zien hoe het met Jasper 
is. Hoe de patiënt zich voelt. Of bezoek niet te druk is enzovoorts, 
enzovoorts. Enerzijds kunnen ze het daar helemaal mee eens zijn. De 
eerste verantwoordelijkheid van de arts geldt natuurlijk zijn patiënt, 
maar anderzijds zijn ze het wachten en uitzien naar de hereniging meer 
dan zat. Wachten duurt altijd lang en zeker in dit geval. 

Als Van Haastrecht opnieuw de IC opkomt, overlegt hij eerst wat met het
aanwezige personeel. Twee verpleegsters lopen dan met hem mee naar het 
bed van Jasper. De jongen ligt rustig te slapen. Hij beweegt af en toe 
met kleine schokjes. Buiten schijnt de zon uitbundig en het is 
behoorlijk licht op de IC. De blonde verpleegster schudt dan heel 
voorzichtig aan Jaspers goede, rechter schouder. 

"Jasper, word je wakker?" Er volgt geen reactie. Nogmaals schudt ze aan
zijn arm. Ook streelt ze met haar hand over dat wat er van zijn gezicht 
zichtbaar is. Heel even gaan dan Jaspers ogen open maar ook meteen doet 
hij ze weer dicht. 

"Kom Jasper," dringt Van Haastrecht aan, "het is tijd om wakker te
worden. Je hebt nu wel lang genoeg geslapen." Een oog gaat open maar 
ook nu weer dicht. Jasper zegt iets maar het is niet te verstaan. Het 
is alleen maar gekraak wat hij voortbrengt. Als hij dan zijn keel wil 
schrapen, krijgt hij een hoestbui. Meteen wordt het bed aangepast zodat 
hij rechtop kan zitten en wordt er water gehaald dat hij met kleine 
slokjes krijgt toegediend. 

"Wow!" klinkt het dan ineens heel moeilijk verstaanbaar. "Dat ging
lastig." 

"Wat ging lastig, Jasper?" 

"Praten." Alles wat hij tot nu toe gezegd heeft, heeft hij gedaan met
nog steeds zijn ogen toe. 

"Doet het pijn dat praten?" Jasper knikt. Hij zegt nog iets maar daar
kan de arts geen soep van koken. "Waarom doe je je ogen niet open?" De 
arts en de verpleegkundigen zien dat Jasper diep ademhaalt voordat hij 
antwoord geeft. 

"Het licht doet me zeer aan de ogen. Ik heb hoofdpijn," klinkt het nog
steeds erg krakerig en moeilijk verstaanbaar. De gordijnen worden 
gesloten en het licht iets gedempt. 

"Zo beter?" Jasper opent de ogen voorzichtig en knikt. Een van de
verpleegsters geeft hem nog wat water te drinken. "Hoofdpijn, zei je. 
Voel je nog op andere plaatsen pijn, Jasper?" De ogen gaan helemaal 
open en kijken verbaasd in het rond ineens. 

"Wie is Jasper?" 

EINDE VAN DEEL 2 

Na 11 weken en 22 hoofdstukken, is er een einde gekomen aan deel 2 van
BLANCO. Maar, zoals je wel zult begrijpen, dit einde is alleen maar een 
opmaat naar een vervolg: deel 3. Ik had eigenlijk dus net zo goed 
kunnen schrijven ‘wordt vervolgd...' 

Voorlopig echter houd ik even op met publiceren omdat ik nog lang niet
alles van deel 3 heb uitgeschreven. Alles is nog niet eens uitgewerkt 
in mijn hoofd. Heel veel wel, maar denk- en schrijfwerk is er nog 
voldoende voor mij. 

Iedereen die gereageerd heeft op dit verhaal, heel erg bedankt daarvoor.


De beheerders van de sites waar ik publiceer wil ik hierbij ook bedanken
voor de ruimte die zij aan mijn verhaal gegeven hebben. 

Groeten en tot ziens! Lucky Eye 

Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox:
lucky_eye2@yahoo.co.uk 

©Lucky Eye, augustus 2011. Niets uit deze uitgave mag worden
verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, 
fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande 
schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht. 




Auteurs waarderen reacties!
Vergeet niet te stemmen, en schrijf de auteurs om te vertellen wat je al dan niet leuk vond aan het verhaal!
Lucky Eye heeft 90 verhalen op deze site.
Profiel voor Lucky Eye, incl. alle verhalen
Email: lucky_eye2@yahoo.co.uk
Geef je mening over dit verhaal:
 
Typ beneden tekst in voor een snelle, anonieme reactie aan de auteur
De auteur zal dit dan in zijn/haar email ontvangen.

Stuur dit bericht:

Anoniem (geen afzender, auteur kan niet reageren!)
(Voer een email adres in als "chat email" in de instellingen, en het zal hier verschijnen)
met dit email adres als afzender:

verhalen in "overige"   |   alle verhalen van "Lucky Eye"  



Sex dating | Hete Livecams (NL) | Erotic Lesbian Stories




(c) Copyright, 2001-2024 ErotischeVerhalen.com   email webmaster Art voor ondersteuning
Powered by StoryEngine v1.01